De zoutvlakte van Uyuni & San Pedro de Atacama
Door: Webmaster
Blijf op de hoogte en volg Bas
24 April 2008 | Bolivia, Uyuni
Hierna haalde ik mijn backpack op bij mijn hostel en nam een taxi naar het busstation. De bus zou volgens het hostel om elf uur ’s morgens vertrekken. Ik kwam twintig minuten voor tijd aan en dacht daarmee genoeg tijd te hebben om ’t buskaartje te kopen. Wat bleek? De bus was vol. Hmm, verrassend: normaal gesproken heb je rond deze tijd genoeg plek. Dan maar bij de andere maatschappijen informeren voor een latere bus die dag. Om twaalf uur was er plek, maar om half twaalf zou er ook één rijden. Eerst maar daar informeren. Hmm, vol… Dan maar die van twaalf uur. Nu óók vol! Alles vol voor deze dag!
Ik wilde toch écht die dag naar Uyuni: mijn schema liet het niet toe een dag te verlummelen. Net als ik, hadden twee andere buitenlanders ook een vraagteken op hun voorhoofd wat te doen. Het bleken twee Fransen te zijn. Ik hoorde dat aan hun eerste woorden in het Engels. Even later vergezelde een Koreaan ons die ook in ’t zelfde schuitje zat.
Het bleek volgens de maatschappij die dagelijks buste tussen Potosi-Uyuni mogelijk om een gehele bus te huren voor veertig man. We dachten er even aan, maar verwierpen het toen we de prijs hoorden. ’t Leek ook een beetje overdreven…
Een normaal busticket voor de zes uur durende busreis kostte dertig Bolivianos (drie euro). Even speelde ik met de gedachte om een lokaal persoon twee of drie keer de prijs te geven voor zijn of haar kaartje (dat was dan nog slechts zes of negen euro voor zes uur bussen), maar dit vond ik een erg slecht visitekaartje voor de toerist, die even flappen trekt en zo alles denkt te kunnen regelen.
Om toch in Uyuni te geraken, probeerde ik van de andere drie een prijs te horen te krijgen hoeveel ze ervoor over hadden om de reis die dag af te leggen. Na rijp beraad kwamen we tot honderd Bolivianos per persoon (in plaats van de dertig Bolivianos met de bus). Ons plan was om een taxichauffeur zo gek te krijgen ons te brengen voor dat bedrag. De busmaatschappij belde een bevriende taxichauffeur op, die even later kwam om te onderhandelen over de prijs. Hij begon met negenhonderd Bolivianos. We antwoordden dat ‘t belachelijk duur was, waarna hij vrij vlot zakte tot zeshonderd. Op dit bedrag bleef hij steken: dit was de maximale prijs, zei hij… hij was nog steeds te duur voor ons. De man bleef praten en mijn potentiële medereizigers showden geen volharding in het vinden van een andere lift. Ik toonde wel initiatief en liep naar de weg, waar zéér veel verkeer reed. Genoeg taxi’s die wat wilden verdienen, dacht ik zo. Ik hield een willekeurige taxi aan en vroeg ‘m hoeveel de rit naar Uyuni moest kosten. Hij reageerde verbaasd door te herhalen: ‘Uyuni’? Onze vraag was waarschijnlijk niet zo standaard… Hij dacht even na en antwoordde met vijfhonderd. Ik vroeg: ‘vierhonderd’? En ja hoor, hij stemde in… De Fransen waren verbaasd blij, de nog onderhandelende taxichauffeur leek verrast en de Koreaan was moeilijk te peilen…
Feit was wel dat we vijf minuten later op weg waren naar Uyuni in een vrij nieuwe stationwagen! Onze chauffeur leek erg jong en moest eerst naar huis om zijn moeder mede te delen dat hij wat langer weg zou zijn als normaal. Ook wilde hij zijn kersverse vrouw (ze waren pas drie maanden getrouwd en woonden bij zijn moeder in) tussen de bagage stouwen om zo een enigszins gezellige terugtocht van zes uur (!) te hebben. In eerste instantie lukte het niet zijn kleine drieturven hoge vrouwtje in te laden, maar na enige hulp van mij met het passen en meten, paste het allemaal precies. Ik moest er niet aan denken om er zo opgevouwen bij te moeten zitten voor zes uur…
Door een taxi te nemen in plaats van de bus, dachten we sneller als de bus aan te komen: geen zes uur reistijd, maar vier of vijf uur leek ’n logische veronderstelling. De weg tussen Potosi en Uyuni was niet geasfalteerd, maar bleek een slechte stoffige zandweg te zijn. Nét buiten Potosi was men al wel begonnen met het aanleggen van een geasfalteerde weg, maar met de snelheid waarmee de wegbouwers werkten, zou het een lange tijd gaan duren. Toch zou de weg volgens planning over drie jaar klaar moeten zijn. Onrealistisch.
Halverwege de tocht stelden we de aankomsttijd bij naar zes uur… Het bleek dat de taxichauffeur z’n drie maanden oude auto op korte termijn wilde verkopen en daarom zo voorzichtig mogelijk reed op de weg naar Uyuni. We werden ingehaald door bussen die zestig km per uur reden, terwijl onze teller bleef steken op dertig, met een enkele uitschieter naar veertig km per uur.
De tocht zou mooi zijn volgens mijn reisboek. Dat klopte. Het vrij grove en dorre landschap was vol rotsen, zandheuvels, verschillend gekleurde bergen en een enkele canyon. De doffe kleur werd soms opeens afgewisseld met groene stroken ertussen, waar een enkel verdwaald huis was gebouwd. In deze streek woonden niet veel mensen, maar waren er wel kuddes lama’s en vicuna’s te zien. De zandweg die sloom deed rijden, paste goed in dit landschap. Ondanks het fascinerende landschap, duurde het rijden té lang. Misschien wel omdat het bloedheet was die dag om in een auto te zitten. We reden daarom zo vaak als mogelijk met de raampjes open. Maar telkens bij het passeren van een voertuig, moesten we snel het raampje dichtdraaien om zo de ontstane stofwolk buiten te houden. Iets wat nog wel eens vergeten werd…
We kwamen na acht uur rijden aan in Uyuni. We deden er dus nog langer over dan de tussentijdse bijstelling van de aankomsttijd. Het was donker en daarom niet echt lekker om een slaapplaats te moeten zoeken én ook een tour te regelen naar San Pedro de Atacama via de zoutwoestijn van Uyuni.
Toch lukte het beide. De toer zou ons negentig dollar kosten voor vier dagen inclusief de maaltijden en de overnachtingen. Niet duur leek ons. We zouden de volgende dag om half elf verzamelen op het kantoortje van de touroperator.
Woensdag veertien september was het zover: het hoogtepunt van Bolivia wachtte ons even buiten Uyuni. Deze dag kwam ik erachter dat de twee Franse reisgezellen Nathalie en Olivier heetten en de Zuid Koreaan Youngwook. De dag tevoren waren de namen al een aantal keren genoemd, maar ik vergat ze telkens…vooral die van de Zuid Koreaan. Voordat we zouden vertrekken, had ik nog een nieuwe zonnebril nodig. Ik vond er één voor tweeëntwintig Bolivianos.
Bij aankomst op het kantoortje om half elf bleek er geen benzine te zijn. Er zat niets anders op dan te wachten. Geen van de toeroperators kon weg. Het goede nieuws was wel dat de benzine onderweg was én dat onze jeep vooraan stond in de rij bij de benzinepomp.
Om nuttig bezig te zijn, gingen we volgens plan de benodigde stempels halen bij de Boliviaanse douane om het land te mogen verlaten. Daarna lunchten we op het kantoortje. Na de lunch werden we op kosten van de toeroperator door een taxi naar het treinkerkhof gebracht om dit onderdeel van het dagprogramma uit te voeren.
Bij terugkomst hadden we benzine en konden we vertrekken. Het was intussen drie uur ’s middags. Eerst reden we naar het huis van de chauffeur. Niet omdat dit onderdeel was van het programma. Nee, alleen om z’n vrouw, onze kokkin voor deze vier dagen, op te halen. Ook zij mocht, net als in de taxi de vorige dag, plaatsnemen in de laadbak achterin.
We bezochten eerst ‘t zoutmuseum, waar geclaimd was dat alles van zout gemaakt was. Ik checkte ’t door een beeld te likken. ‘t Klopte…haha! Even later reden we de zoutvlakte op. De zoutvlakte oogde niet echt wit: eerder geel. Volgens de chauffeur werd dit veroorzaakt door het vuil dat in het zout trok. Hij vertelde ons dat als het nét geregend had, de zoutvlakte weer stralend wit was. Je kon dit zien aan de zoutlagen. Hij vermelde er ook bij dat we er niet vanuit hoefden te gaan enige regen te verwachten: de laatste keer dat het regende was in januari, ruim negen maanden geleden. Aan de rand van de zoutvlakte waren heel wat kleine hoopjes zout te bewonderen, die duidelijk vervaardigd waren door menselijke hand. Op dit gedeelte werd zout gewonnen voor de verkoop. Iets verderop stond een zouthotel, waar wederom alles van zout gemaakt was. Een steekproef met mijn tong wees ook dit keer uit, dat ‘t klopte.
Na nog een uur gereden te hebben kwamen we aan op onze slaaplocatie aan de rand van de zoutvlakte. Hier sliepen we in een zouthotel. Om de tijd zo goed mogelijk te benutten, verkenden we de zoutvlakte en maakten wat foto’s als generale repetitie voor de foto-shoot van de volgende dag. Bij het vallen van de avond en het verdwijnen van de zon, werd het flink kouder. We keerden daarom snel terug naar het hostel waar het diner niet veel later werd opgediend. De kokkin maakte heerlijke soep!
Na het eten speelden we het spel ‘junglespeed’. Kort uitgelegd, moesten we allen tegelijk kaarten omdraaien en wanneer twee of meer personen kaarten omdraaiden met hetzelfde figuur of dezelfde kleur, dan moest er vliegensvlug een kegelvormig voorwerp op het midden van de tafel gepakt worden. De sloomste kreeg alle kaarten van de snelste. De ultieme winnaar aan het eind van het spel was door zijn kaarten heen. Een spel met simpele regels, maar o zo leuk met vier fanatiekelingen. Tot bloedens toe werd er gespeeld: nagels waren scherper en botsingen harder als verwacht… haha!
Donderdagmorgen stonden Youngwook en ik vroeg op om de krater deels te beklimmen. Vandaar uit zou je een prachtig uitzicht hebben op de krater en over de zoutvlakte. De Fransen waren beide te lui om naar boven op de berg te lopen en bleven op bed liggen. Zij hadden zich voorgenomen wat yoga te gaan doen. De klim naar boven toe was niet moeilijk. Onderweg merkte ik dat de zonnebril die ik een dag tevoren gekocht had, al kapot was. Het uitgeharde plastic was gescheurd. Boliviaanse kwaliteit voor een Boliviaanse prijs: het lag dus niet aan de prijs-kwaliteit verhouding. Het uitzicht was de moeite waard: we bleven daar een uurtje genieten van het net opgekomen zonnetje. Daarna klauterden we, via een alternatieve, sneller ogende en (hemelsbreed gezien) rechtstreekse route naar beneden. Sneller bleek het niet te zijn: er was geen pad en we moesten vaak over stenen muurtjes klimmen om de rechte lijn te handhaven. Bij het van een van de muurtjes springen scheurde mijn tas: de aanvankelijk aanwezig geachte sterkte was ver te zoeken. Lang leve de Boliviaanse kwaliteit! Deze keer was de prijs veel te hoog: had ik nu toch maar afgedongen…
Om elf uur kregen we onze lunch van die dag. Op zich vrij vroeg, maar ’t was noodzakelijk. Rond het middaguur, als de zon het hoogste stond en we het minste last hadden van de schaduw, zouden we op het midden van de zoutvlakte moeten zijn om de o-zo-gewilde foto-shoot te doen. Pas dan was het mogelijk om die o-zo-bedrieglijke foto’s te maken.
In de auto op weg naar de plek, waren we al volop aan het brainstormen wat te gaan doen en hoe te poseren. Vermakelijk. In het begin maakten we vier keer dezelfde foto, zodat een ieder de foto had. Later gebruikten we de camera van Youngwook: als Aziaat had hij zijn naam hooggehouden betreffende het hebben van de beste camera. Hij zou de gemaakte foto’s later doorsturen, maar tot op heden hebben we helaas niets ontvangen… De veruit gaafste foto betrof de illusie dat Olivier al liggend mij vasthoudt en als een haring opeet. Nét echt!
Na alle poses te hebben vastgelegd reden we naar het ‘isla de la pez’, oftewel viseiland. In het midden van de zoutvlakte doemde plotsklaps een soort van cactuseiland op. ’t Eiland omringd door zout is ooit ontstaan toen de zoutvlakte nog gewoon een zee was zo’n trilmilbiljoen jaar geleden… Op het eiland vol cactussen hadden we een prachtig uitzicht van 360 graden over de zoutvlakte.
Iets later gingen we verder in onze jeep. We waren alweer op weg naar het hostel. Ik kwam erachter dat mijn zonnecrème niet echt deed wat het moest doen. Ik was rood geworden door de krachtige zon en de weerkaatsing van het UV op het zout. Om vier uur kwamen we aan op de bestemming van die dag. Erg vroeg. Terugkijkend op de dag leek het dan ook logisch later te beginnen met het dagschema om zo het vroege opstaan te vermijden.
’s Avonds aten we weer de lekkere soep. Ik kan me van deze toer alleen de soep herinneren…die was telkens écht lekker…wel hetzelfde, maar wél echt lekker. De hoofdgerechten konden niet bijzonder zijn geweest, want die kan ik me niet herinneren. Ons toetje die avond was een potje junglefeever.
De volgende morgen stonden we weer vroeg op om het ‘Lago colorado’ te bezoeken en de daarin staande flamingo’s te zien. Dit meer was door haar vele kleuren prachtig om te zien. Dit gevoel werd versterkt door de dramatisch uitziende bergen op de achtergrond. Ook bezochten we de ‘Arbol de Piedra’ oftewel de ‘stenen boom’. Deze rots is door de erosie onderaan erg afgesleten en bovenaan niet. Daardoor is de verhouding erg onevenwichtig, oogt het enigszins als een boom en lijkt het slechts een kwestie van tijd voordat de ‘boom’ omvalt.
Deze dag kwamen we zelfs om twee uur ’s middags aan in ons hostel, waarna we een klein museumpje konden bezoeken in het dorp waarin we verbleven. Het museum herbergde een mummie, maar dat had ik al een paar keer gezien. Ik liet ’t museum daarom voor wat het was.
Die nacht zaten we op 4500 meter en dat was te merken! Erg koud… We sliepen met z’n vieren in een kamer. Vervelend voor de anderen, want ik maakte ook deze keer geluid.
De volgende morgen was het vier uur toen we gewekt werden. We zouden de geisers gaan zien en die moesten het meest indrukwekkend zijn bij zonsopgang. Reden om op dit belachelijke uur uit bed te gaan! Ik had deze dagen natuurlijk geen jas en ondanks dat ik vier lagen droeg (twee truien, een longsleeve shirt en een gewoon shirt) had ik het nog steeds koud. Om half vijf reden we weg van het hostel in het kippedonker. Een uurtje later kwamen we aan op de geisers. We renden naar buiten, schoten de foto’s en stapten weer snel in: door de kou en de wind was het ondraaglijk om buiten te zijn.
Ook deze keer wisselden meren met prachtige kleuren zich af met kale bergruggen. Het laatste wapenfeit dat we zagen was het ‘Lago Verde’: een mintgroen meer met een kegelvormige berg erachter en een heuvelachtige berg ernaast. Alle in wederom zeer aparte kleuren.
We kwamen om tien uur aan bij de grens. Erg snel werden de formaliteiten afgerond en konden we verder. In de bus naar San Pedro de Atacama moesten we wachten op de andere mensen die nog bezig waren met het afronden van de formaliteiten. We hadden daarom alle tijd om onze horloge aan te passen aan de Chileense tijd aan Chileense zijde leefden we een uurtje later.
Samengevat was, naast de witte, ongelooflijk grote, vlakte van de zoutwoestijn, de gehele trip indrukwekkend te noemen!
We hebben aardig wat laguna´s gezien waarvan het water een ongelooflijk kleurenarsenaal van rood tot mintgroen bezat...ook de bergen deden mee en hadden een rijke kleurenpracht. Ze waren voor mij uniek te noemen; vrijwel altijd onbegroeid, vrij robuust van vorm, diepe kleuren en ja eigenlijk als je de schilder Dahli noemt, zeg je genoeg...Leegte. Het grote niets. Rust.
Tot nu toe heb ik al veel landschappen gezien, maar dit gedeelte van Latijns Amerika overtrof op vrijwel alle vlakken!
Aangekomen in San Pedro de Atacama stonden de grensformaliteiten te wachten. Of beter gezegd: stonden wij, staande netjes in een rij, op de grensformaliteiten te wachten. Het was warm, ik was doof door het snel overbrugde hoogteverschil (van 4000 naar 2800 meter in een half uurtje) en ik was moe van het vroege opstaan. Daarom was ik ’t zat.
Elke backpack van ieder individu komend uit Bolivia werd onderzocht op verboden voedingswaren zoals fruit en groente en natuurlijk drugs. Wij hadden niets illegaals en konden daarom wederom wachten op de anderen uit onze bus. We werden door de bus in het midden van het centrum gedropt en begonnen met het rondstruinen in ‘t dorpje op zoek naar een slaapplaats. Youngwook besloot diezelfde dag nog richting Peru af te reizen en verliet ons voor even. Later die dag zouden we nog samen gaan lunchen in een restaurantje.
Na een uurtje vonden we een dormitorio voor drie personen voor tien dollar per persoon. Een prijs die ik al tijden niet betaald had voor een bed… Het was maar beter om snel te wennen aan dit nieuwe (hogere) prijspeil, want ik zou in Argentinië en Chili nog een aantal maanden vertoeven. Ik miste nu Bolivia al!
Daarna begon onze zoektocht naar een geldautomaat. We vonden een lege… Was er nog een andere? Ja, op zich wel…maar hij was goed verstopt. Daarbij waren de geldhandelaren natuurlijk uiterst onbehulpzaam: zij wilden slechts geld wisselen. We vonden in eerste instantie de geldautomaat niet en besloten de contante dollars te wisselen. Althans de Fransen probeerden het. Nathalie woonde en werkte in New York en bood gebruikte dollars aan, maar ze waren niet goed genoeg. Ze wilden compleet nieuwe dollars en gaven daar nog een beroerde koers voor ook. Dit maakte ons niet echt blij: zonder geld geen keuzes. Er kon slechts een klein gedeelte geruild worden.
Gelukkig vonden we later wel een ATM: hij was te vinden in een van de zijstraatjes van het dorpje in een gangetje. Boven het gangetje hing een klein bord waaruit afgeleid kon worden dat hier de ATM gevonden kon worden. De geldautomaat liet ons de gewenste hoeveelheid Chileense peso’s uit de muur trekken. Wat een opluchting! Daarna konden we in een restaurantje wat geld proberen. Het geld werkte. Het bestelde gerecht was duur en karig, maar smaakte redelijk. ’s Avonds probeerden we uit te gaan, maar het stelde niets voor. In zo’n toeristisch dorpje als dit was niet eens een fatsoenlijke disco te vinden! Een tegenvaller na twee weken niet gestapt te hebben.
De dagen dat ik in San Pedro verbleef, wilde ik veel doen in het gebied rondom het stadje. Het was een interessante omgeving vol activiteiten die de moeite waard leken om te ondernemen. Je kon sandboarden, mountainbiken, de maanvallei bezoeken, de geisers bezoeken en de sterrenhemel bestuderen. Alle activiteiten leken een optie, ware het niet dat sandboarden (12.000 pesos = 24 dollar)de geisertour (24.000 pesos = 48 dollar) en het bekijken van de sterrenhemel (12.000 pesos = 24 dollar) kostte. Het mountainbiken leek te heet om te doen in deze omgeving: we verbleven ten slotte in een woestijn.
Wat ik wel ondernam was de maanvallei tour. Vrijwel elke touroperator had deze tour in zijn pakket zitten en het was dan ook gemakkelijk te kiezen. Het kostte 5.000 (10 dollar) voor een volle middag van twee tot zeven. Naast de maanvallei zouden we dan eerst een deel van de woestijn bezoeken en uitleg krijgen over het ontstaan van dit woestijnlandschap. De gids was geweldig goed en vertelde ontzettend veel over de omgeving, het klimaat en de wisselwerking tussen deze twee. Het enige mindere aan de tour was het bezoek aan de maanvallei zelf: de beloofde kleurenpracht bij zonsondergang bleek niet aanwezig. Op het moment suprême zag je alle aanwezige mensen hoopvol om zich heen kijken nieuwsgierig naar datgene wat stond te gebeuren… Maar er gebeurde niets! Ik schat dat zo’n tweehonderd personen een tiental minuten bleef staan wachten om vervolgens één voor één teleurgesteld af te druipen. Ik bleef als een van de laatste zitten op een rots… kijkend naar slechts een normale zonsondergang.
’s Maandags sliep ik eens lekker uit, ontbeet rustig en kocht mijn busticket voor de volgende dag. Het bleek dat een ticket van San Pedro naar Salta 25.000 peso’s (50 dollar!) kostte voor een busreis van slechts negen uur! Ook dit was ongekend tot dan toe: normaalgesproken koste een busreis ongeveer een dollar per uur bussen… ’s Middags wilde ik sporten, maar de gym was dicht tijdens de siësta. Ik had er geen rekening mee gehouden… ’s Avonds kwam het er niet meer van. Ik pakte mijn tas voor de volgende dag en wisselde mijn laatste Chileense peso’s voor de vieze probleem dollars van Nathalie. Ik was namelijk niet meer van plan om naar Chili te gaan.
Dinsdagmorgen, kocht ik brood en jam voor de busreis, bezorgde Nathalie een afscheidsontbijtje op bed en pakte om elf uur mijn bus. Ik zat naast Sebastianus die ik toevallig ook al eerder op de maanvallei tour had ontmoet. Sebastianus was een man van een jaar of vijfenveertig uit Utrecht, die al een dik jaar aan ‘t reizen was over de hele wereld. Hij zou eruit gaan in Jujuy. Ik zou doorgaan naar Salta, de eindhalte. Onderweg praatten we volop over onze belevenissen. Aankomend bij de grenspost met Argentinië wilde hij als twee individuen die elkaar niet kenden de grens over: dit om eventuele problemen te voorkomen.
De busreis naar Salta was fascinerend: de bergen waren wederom imponerend gekleurd: van zandachtig tot bordeauxrood tot ruig bergachtig, soms begroeid met dalen die deden denken aan oases. Ondanks het landschap las ik een boek dat ik gewisseld had in mijn hostel in Potosi. Het boek droeg de naam ‘De Verloren Geschiedenis’ en was een goede vriend van me de gehele reis naar Buenos Aires.
In Salta aangekomen kon ik een uur later een bus pakken naar Buenos Aires. Een onverwachte meevaller: het zou me een nacht verblijven in Salta schelen. Overigens oogde dit busstation erg modern vergeleken met de eerder aangedane busstations. In de tijd waarin ik op mijn bus moest wachten, pinde ik mijn eerste Argentijnse peso’s (drie peso’s is een dollar).
’s Avonds in de bus kon ik niets van de omgeving tussen Salta en Buenos Aires zien. Ik las dan ook verder in mijn boek, totdat ik moe werd en ging slapen. De volgende morgen viel het landschap me erg tegen: tussen Salta en Buenos Aires leek het landschap van Nederlandse makelij: het polderlandschap in al zijn puurheid. Het asgrauwe wolkendek huilde regendruppels en versterkte dit oer-Hollandse gevoel dat opkwam bij het aanschouwen van dit landschap. Als je het niet beter wist, waande je jezelf in Holland.
Ik pakte mijn boek maar weer: voor mij was lezen de best denkbare bezigheid… zónder fascinerend landschap, zónder goede film, had ik‘m al bijna uit! Later veranderde het Hollandse- naar een Frans ogend landschap met gouden korenvelden die oneindig ver reikten. Een iets aangenamer uitzicht.
In de bus merkte ik in de enkele schaarse woordenwisseling met Argentijnse medepassagiers dat het Spaanse accent hier duidelijk anders was…Het had haast iets zingends…en lag daardoor vrolijk in ’t gehoor. Maar ’t was daardoor wel weer moeilijk te volgen. Telkens een nieuw land met een nieuw Spaans accent maakt het lastig om deze taal te ontwikkelen…Daar ben ik wel achtergekomen.
Ik kwam om zeven uur ’s avonds aan op ‘El Retiro’, het centrale busstation in Buenos Aires. Het was een groot station met ontzettend veel reizigers. Ik zocht eerst een internetcafé op om Ody te mailen dat ik was aangekomen. Daarna nam ik een taxi naar een hostel in het centrum en checkte in voor een nacht.
De volgende dag bracht ik ‘s middags mijn backpack naar het driesterrenhotel waar ik zou gaan verblijven voor een paar dagen met Ody. Ik had zin eens luxe te slapen! Maar het was ook raar daar aan te komen met je backpack, als een koffer het normale bagagestuk was.
Buiten lopend in de stad, merkte ik al gauw dat Buenos Aires een wereldstad is die me zou gaan bevallen: een gezellige drukte met veel mensen in een straatbeeld waar moderne gebouwen de oude gebouwen afwisselden. Tijdens het rondlopen in de stad kwam ik een man tegen die ik in Antigua ook ontmoet had. Puur toeval. Hij sprak me aan en ik herkende ‘m meteen. We gingen samen wat eten en bijpraten. Daarna bezocht ik nog een fitnesscentrum. Ik was er klaar voor om Ody na een viertal maanden weer te ontmoeten…Ik zag er onwijs naar uit!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley