Cusco, Puno, Copacabana, La Paz, Rurrenabaque...
Door: Webmaster
Blijf op de hoogte en volg Bas
12 April 2008 | Peru, Cusco
We pakten zonder problemen de nachtbus naar Puno en kwamen om iets voor zessen `s ochtends aan, werden opgehaald door ons hostel (dat door Kathy geboekt was) en konden niet veel later aan `t ontbijt aanschuiven. Zoals zo vaak was dit een continentaal ontbijt...De naam doet een prachtig uitgebreid ontbijtbuffet vermoeden, maar vaak komt het ontbijt slechts neer op wat wit brood met jam en een instant koffie...Geen pretje, dag in dag uit een paar maanden lang. Reizen is afzien... haha!
Na het ontbijt wachtten we buiten op het dakterras tot kwart over zeven om te worden opgehaald door de touroperator. Het ochtendzonnetje was nét aan de hemel verschenen en het leek een mooie dag te gaan worden om een tweedaagse tocht in een bootje op het Titicacameer te gaan maken.
Het busje was op tijd en bracht ons naar de haven van Puno waar de boot al klaar lag om te vertrekken. Tijdens het korte stukje lopen naar de boot werden we belaagd door straatventers (lees: oude vrouwtjes in inheemse kledij) die kleurpotloden, tekenpapier en ander gerei voor kinderen van de eilandjes in het Titicacameer verkochten. Wij kochten gezamenlijk wat kleurpotloden. In de boot leek iedereen al te wachten op ons, gezien de enkele lege zitplek die we nog konden opvullen. We waren met een man of 25... waardoor, het kuddegevoel weer naar boven kwam...Na het losgooien van de trossen, kon elke opvarende zich voorstellen: ‘Hi, I’m blabla, from blabla’ Erg leuk zo’n standaard voorstelronde. Alsof je voor de eerste keer op een AA meeting bent. Natuurlijk vergat je elke naam meteen: ik deed ook geen enkele moeite er ook maar één te onthouden. Als laatste was de gids aan de beurt. Het was zo’n zelfingenomen figuur, die alles op de automatische piloot ondernam en daardoor alles behalve aantrekkelijk was om naar te luisteren. Al met al, een goed begin van de tweedaagse tocht.
We bezochten eerst de bekende 'floating islands', waar de plaatselijke bevolking (nog steeds) leeft op zelfgemaakte eilandjes van riet: 't was aardig om eens te zien, maar bepaald niet bijzonder: op de eilandjes bevonden zich meer toeristen, dan bewoners. Ook was het mogelijk om in een barretje gemaakt van riet snacks en drinken te kopen. Ik had daarom het gevoel, dat aan het einde van de ´werkdag´ de eilandbewoners in hun super-de-luxe speedboot naar hun échte huis raceten om daar in hun jacuzzi een filmpje te kijken... haha! Kortom, het kwam een beetje over als nep...
Na dit spektakel voerden we een paar uur rond, staken we aan wal op één van de vele eilandjes die het Titicacameer rijk is en werden we per subgroepje aan gastfamilies toegewezen, waarbij we de nacht zouden slapen...Ons subgroepje bestond natuurlijk uit de twee Noorse, de Duitse en ik.
We kregen na een paar uur wachten de lunch van onze lokale gastfamilie en gingen daarna om een uur of vier ´s middags de plaatselijke Incaruïne bekijken, die gesitueerd lag boven op de hoogste berg van ´t eiland...Onze gids vertelde bij de ruines een geheel inspiratieloos en onnavolgbaar verhaal over het ontstaan en gebruik van de ruines. Hij was onverstaanbaar, door z´n Quechua accent waarmee hij Engels sprak...Achteraf gezien bleek het uitzicht vanaf de berg eigenlijk het enige te zijn dat de klim rechtvaardigde.
We kwamen om zeven uur ‘s avonds terug en kregen ons diner: soep, rijst en wat kip... Op dat moment kwam het voordeel aan het licht om met drie vrouwen te reizen: de soep werd niet lekker bevonden door mijn vrouwelijke metgezellen en ik had opeens vier porties! Tijdens het eten hoorden we dat de optie bestond om in klederdracht naar een lokaal feest te gaan, maar toen we doorvroegen aan de vrouw des huizes, hoorden we dat het een speciaal voor toeristen georganiseerd feest was. Wederom nep.
Dat maakte onze beslissing gemakkelijker. We waren erg moe van de busreis Cusco-Puno van die dag en de vrouw des huizes die ons dan zou moeten vergezellen zag er ook niet bepaald fris en monter uit...We gingen dan ook niet. Achteraf bleek ‘t een goede beslissing (volgens de andere toeristen op de boot).
De volgende morgen vertrokken we weer vroeg en gaven aan de kinderen van ons gezin de eerder gekochte afscheidscadeautjes: ze leken enigszins blij te zijn met de presentjes. Maar voor ons was een blik naar één van de ramen genoeg om te beseffen dat dit het standaardcadeau was dat er werd gegeven door toeristen: het venster stond vol met potloden en pennen, soortgelijk aan die van ons. Bij de boot aangekomen stonden de moeders van de gastgezinnen te wachten om ons uit te zwaaien. Waarschijnlijk was dit een verplicht onderdeel van de toeristenopvang. We hoorden dat per toerbuurt elk gezin van het eiland aan de beurt kwam om toeristen te huisvesten voor een nacht.
In de boot konden we vervolgens ruim een kwartier wachtten op onze gids: deze bleek geen afscheid te kunnen nemen van zijn liefje op ’t eiland en liet daarom zijn 25 koppentellende kuddedieren wachtten. Toen hij aan boord kwam, vergat (?!) hij zich te verontschuldigen voor dit wachten.
Die ochtend bezochten we een aantal andere soortgelijke eilandjes als waar we die nacht op geslapen hadden en in de middag keerden we terug naar Puno. We kwamen om half vier aan in de haven en werden weggebracht naar ons hostel. Samengevat, was het leukste van de trip eigenlijk in ´t zonnetje op `t dak van de boot zitten. De tour zelf was te toeristisch en voelde aan als nep.
Aan het eind van de middag wist ik de twee Noorse over te halen naar de gym te gaan. De Duitse bleef thuis.’s Avonds bracht de hoteleigenaar ons naar z´n favoriete Italiaanse pizzeria en bestelden we take-away. Vervolgens keek de Noorse Carolina met mij relaxed een tweetal films. Erg gezellig! Het enige nadeel was dat het duurde tot twee in de nacht...én we die morgen half zes moesten opstaan om de grens met Bolivia te passeren. De andere twee gingen vroeg naar bed. De Noorse had sinds Machu Picchu problemen met haar maag, kon niet goed eten en was daarom enigszins verzwakt. De Duitse voelde ook iets, maar leek van nature een beetje een zeur.
Haar geschiedenis was als volgt. De Duitse had een aantal maanden ervoor de aardbeving in Peru meegemaakt en had daardoor een traumatische ervaring opgelopen. Deze wilde ze thuis in Duitsland verwerken. Maar bij het terugvliegen kende het vliegtuig problemen bij het landen, met als gevolg een tweede traumatische ervaring. In korte tijd met steun van haar familie en vriendje dacht Frederique er weer bovenop te zijn. Ze besloot terug te keren naar Peru en haar geplande reis te vervolgen. Maar telkens als we in gebouwen waren en zij iets voelde trillen, was een huilbui het gevolg. Niet raar, maar prettig is anders.
Toen ik haar een aantal dagen langer kende, kwam ik erachter dat het ook de aard van het beestje was: ze leek een ietwat panische en controlerende persoon te zijn. Dit kwam tot uiting door het plannen tot op het detail (elk bezienswaardigheid op haar lijstje moest worden afgewerkt), het niet-flexibel zijn bij tegenslagen (het niet op tijd vertrekken van bussen is eerder regel dan uitzondering, maar zorgde bij haar voor ergernis), het omgaan met de mensen uit Zuid Amerika (ze raakte er niet over uitgepraat tijdens de nachtbusrit van Cusco naar Puno, dat op het busstation van Cusco een man tegen haar schreeuwde. Raar, want de Latijns Amerikaanse cultuur is vol lawaai)…
De twee Noorse dames waren eigenlijk het tegenovergestelde van de Duitse, en daardoor prettig om mee te reizen. Overigens had de Duitse een grappig zwaar Duits accent als zij Spaans sprak: de gemiddelde Peruviaan/Boliviaan keek haar vaak met een onbegrijpende blik aan… haha! Waarschijnlijk werd dit nog versterkt door haar verkeerde beklemtoning van Spaanse woorden.
Dinsdagmorgen stonden we om half zes op om de tas te pakken, te ontbijten en de bus te pakken naar de grens. Carolina en ik waren nog moe en sliepen in de bus. Om elf uur passeerden we de grens met Bolivia. Het horloge kon een uurtje later gezet worden... Bij de grenspost ontving ik een visa voor slechts dertig dagen: gewoonlijk is dat te kort, maar deze keer zou het genoeg tijd zijn, want een maand later zou ik in Buenos Aires de Guatemalteekse Ody ontmoeten en samen gaan rondreizen met haar. Bij de grenspost werden we door lokale jongens van een jaar of tien aangesproken in het Nederlands met de vraag of we geld wilden wisselen! Ze vermoedden dat we Duitsers of Nederlanders moesten zijn en gokten goed door de vraag in het Nederlands te stellen. Ik moest een nee verkopen, want even daarvoor had ik al mijn laatste Peruaanse Soles ingewisseld voor de Boliviaanse Boliviano (10 Bolivianos = 1 euro). Dezelfde jonge geldwisselaars spraken achter ons een aantal Israëlieten probleemloos in het Hebreeuws aan... Het bleef overigens bij één zinnetje, maar toch...
Om een uur of twaalf reden we onze eindbestemming Copacabana binnen waar we een hostel zochten, incheckten en gingen lunchen... Nog voor we aan de lunch begonnen, kwam ik erachter dat ik m’n sweater was vergeten in de bus. Gelukkigerwijs was de bus nog niet vertrokken...pfff; verstrooidheid is er nog steeds bij me, al moet ik daarbij zeggen dat dit m’n eerste keer was! Daarom, gaf ik de schuld aan de Noorse Carolina, want gedurende haar reis had zij ook al volop (waardevolle) spullen vergeten...en ja, waar je mee omgaat, word je mee besmet. Toch?
In de middag wilden Carolina en ik gaan fietsen rond Copacabana: de andere twee waren te moe...Het fietsen viel me tegen in dit berglandschap; maar dat kwam waarschijnlijk doordat ik de nacht ervoor drieënhalf uur geslapen had, we op ruim 4000 meter hoogte waren en we natuurlijk berg-op-berg-af moesten fietsen...Ik was als een blok aan ‘t been van de Noorse: zij kende nauwelijks problemen met de hoogte en de steilte van de bergen (ik vermoed door het landschap in Noorwegen?!)...en soms stapte ik af en liep de berg op. Wat een afgang! Ik moet ook toegeven: ze was gewoon beter als ik...pfff...verslagen door een vrouw! Het landschap gedurende de tocht was erg mooi; landelijk, puur en rustig...We zagen veel vissers, boeren en herders, die tijdloos leken te leven. Een échte aanrader!
Bij terugkomst zijn we gaan douchen (afzonderlijk) en met z´n allen gaan eten...Ik was die avond ontzettend moe van de dag en viel, volgens de anderen, binnen een minuut als een blok in slaap...met naar het schijnt de nodige oergeluiden tot gevolg...
's Woensdags ben ik met de Duitse Frederique van ons groepje op 'Isla del Sol' gaan rondstappen: het eiland waar, volgens de legende, de Incabeschaving begon...De twee Noorse bleven in Copacabana; want Marie had wederom maagproblemen, en om niet alleen te blijven, besloot Carolina haar te vergezellen... Zij zouden kaartjes kopen voor de bus van die avond naar La Paz voor ons allen.
Het waaide die dag flink en de wolken hingen dreigend in de lucht. Elk moment leek het te kunnen gaan regenen en tijdens de boottocht naar het eiland begon het onstuimiger te worden. De wind liet de boot flink deinen, waardoor kleine kinderen aan boord zeeziek werden en dit wilden oplossen door een kanonnade van gehuil ten gehore te brengen. Het gehuil loste niets op, maar aan stoppen met huilen werd niet gedacht. De tocht leek daarom langer te duren dan m’n horloge deed vermoeden.
Aangekomen aan de noordkant van ‘t eiland, hadden we geluk: de regen stopte en de wind bleek aan land minder hevig als op het meer. We begonnen aan deze kant eerst aan het museum van dit dorp: een ruimte van acht bij zes waar niets interessants stond. Daarna liepen we naar de Incaruïne, waar de Incabeschaving zou zijn begonnen. Het was een nietszeggend beeld, dat eerder op een rots leek dan op een menselijke vervaardiging. Daarna liepen we naar een andere heilige plek, dat bestond uit een tafel omringd met twaalf stenen. Wederom niets bijzonders. Na deze twee archeologische plekken restte ons een wandeltocht van de noordkant van het eiland naar de zuidkant: volgens de gidsen een tocht van drie uur, maar voor mij slechts anderhalf. Waarschijnlijk hield men rekening met de gemiddelde drie turvenhoge Boliviaan met korte beentjes…
Ik vond ´t ´eiland van de zon´, niet echt veel anders dan de Peruaanse eilanden in het Titicacameer: er waren wat heilige plaatsen en stenen, verder niets (daarom als je weinig tijd hebt, zou ik kiezen tussen de twee, in plaats van de beide plaatsen Puno en Copacabana aan te doen)... Om half vijf namen we de boot terug naar Copacabana, die later vertrok dan gepland: eerst moest de boot wat voller zijn... Door dit late vertrek van de boot kenden we enige tijdnood om onze bus naar La Paz van half zeven te halen. Deze bus moest gehaald worden, want de volgende dag kwam de echtgenoot van Carolina aan... Gelukkig haalden Frederique en ik alles nét en kon ik zelfs nog iets te eten kopen bij een kraampje op straat.
Tijdens de drie uur durende tocht moesten we de veerpont nemen: iedereen moest uitstappen en worden vervoerd in personenbootjes naar de overkant, terwijl de bus passagierloos op een grote pont vertrok. Iedereen moest daarbij aan een militair zijn paspoort laten zien, maar ik en vele anderen konden niet meer dan een kopietje laten zien en vertelden ‘m dat de paspoorten in onze backpacks in de bus op de andere veerpont zaten… Demonstratief wezen we naar de veerpont met daarop onze bus. De militair was enigszins gepikeerd en liet ons door met de mededeling dat we te allen tijde een paspoort bij ons moesten hebben. Gewoonlijk had ik ook mijn paspoort altijd bij me als ik reisde, maar deze keer had ik in alle haast ‘m vergeten uit mijn backpack te halen.
In La Paz kwamen we om tien uur 's avonds aan en werden we opgewacht door de politie. Het bleek dat toeristen regelmatig overvallen werden in de taxi's die ze naar de ho(s)tels brachten... vaak zaten dan de taxichauffeurs in het complot... Ook bleken er verhalen de ronde te gaan dat er nepagenten waren die onwetende toeristen naar zelfgebouwde neppolitiebureau´s brachten en daar beroofden...Reden genoeg dus om enige hulp van een (echte) diender te krijgen. Eén van de agenten schreef het nummerbord van de taxi op, de ander de bestemming (ze stonden er met een man of vier). Wat een teamwork, en zo efficiënt ook!
We kwamen om half elf aan in het hostel ‘Solario’ waar we die nacht zouden verblijven. De volgende morgen wilden de vrouwen toch écht wisselen, nadat we de echtgenoot van Carolina van het vliegveld zouden hebben opgehaald. De keuze voor het beste hostel was aan mij niet besteed: ik vond alles wel best. De volgende morgen zegde ik toe mee te gaan met de twee Noorse om de echtgenoot op te halen. Dat leek me veiliger...
Donderdagmorgen om kwart voor vijf ging de wekker. Ik kende enigszins spijt van de toezegging mee te gaan. Wederom slechts vier uur slaap. Een kwartier later in de taxi op weg naar het vliegveld was die spijt alweer verdwenen: we waren klaar wakker en deelde het enthousiasme met Carolina, die haar man zou zien ná twee maanden. Niet veel later als de geplande half zes, kwam haar man aangelopen in de welkomsthal. Hij bleek ‘n boomlange blonde kerel te zijn en droeg een oude versleten backpack die hij ooit gebruikt had bij een eerdere backpackervaring.
Nadat het getrouwde koppel herenigd was, pakten we een taxi terug naar ons hostel en gingen op zoek naar het ‘Hostel Loki’. Na enig zoeken vonden we het. Het bleek een oud en statig pand te zijn dat in het begin van de twintigste eeuw dienst had gedaan als chique hotel en nu slechts diende als hostel. Het hostel bleek nét geopend te zijn en de werkzaamheden waren nog in volle gang. Het chique en statige was nog volop te aanschouwen en maakte voor mij het pand zeer imponerend om in te verblijven. Bij navraag, bleek er onvoldoende plaats te zijn, waardoor we moesten wachten tot het tijdstip waarop iedereen uitgecheckt moest zijn. Om één uur ’s middags konden we terugkomen. We zouden een grote kans maken om er te kunnen overnachten volgens de medewerker, want er was plaats voor ruim honderd man!
Tot die tijd zou onze Noorse Marie naar de dokter gaan, vergezeld door het Noorse koppel, om haar maagproblemen te laten onderzoeken; de Duitse zou in de stad rondkijken; en ik zou proberen een ´Deathroad tour´ te regelen. Ik liep rond in de stad en informeerde bij verschillende agentschappen. Bij terugkomst bleek er plek voor ons allen te zijn in het hostel. Verder deelde ik aan de drie Noren de info mede betreffende de Death road, waarna zij met mij ‘s avonds wilden boeken voor de volgende dag. Niet bepaald verrassend, bedankte de Duitse ervoor om ons te vergezellen; ze vond het te eng.
Diezelfde middags zochten Frederique, Marie en ik een plaatselijk tentje op om te eten. We kwamen daar aan om een uur of vier en zagen een chaos aan niet afgeruimde tafeltjes staan. Toch schoven we aan en bestelden. Ik nam een klein portie rijst met vlees en uien. Bij bediening van onze gerechten ruim drie kwartier later kreeg ik een vrij grote portie. Ik verbaasde me over de hoeveelheid. Met pijn en moeite en een berg karakter wist ik de klus te klaren en alles op te eten. Bij het afrekenen werd me medegedeeld dat ik de grote portie moest betalen, want de kokkin had doodleuk besloten dat ze een grote portie zou maken voor me, zonder het ook maar te vragen. Ik vond die gang van zaken ongekend en wilde alleen maar voor de kleine portie betalen. Na een vijf minuten durende discussie in het Spaans (het is moeilijk boos te worden in een vreemde taal) kreeg ik het voor elkaar en betaalde de kleine portie: ik betaalde in plaats van dertig Bolivianos, twintig Bolivianos: een verschil van slechts een euro, maar daar ging het niet om natuurlijk!
Daarna zochten we een reisagentschap op om te informeren naar een vlucht voor zaterdag naar Rurrenabague: de plaats van waaruit tours mogelijk waren naar de pampas en de jungle. In eerste instantie wilde ik een bus nemen voor zo’n negen euro, in plaats van het vliegtuig voor vijftig euro…maar dat zou inhouden dat ik vierentwintig uur in een bus moest zitten in plaats van één uurtje. Voor drieentwintig uur meer in de bus, bespaarde ik slechts eenenveertig euro; dus slechts een kleine twee euro per uur… Ook hield het in dat ik de groep gedag moest zeggen: iets dat ik nóg niet wilde doen. We kozen dus gezamenlijk voor de zaterdagvlucht in de middag en boekten ‘m.
‘s Avonds zochten we een tamelijk willekeurige touroperator uit om de tour te doen de volgende dag. Ik schrijf willekeurig want er waren zóveel touroperators die deze tour aanboden en vooraf was het onmogelijk te bepalen óf een mountainbike kwalitatief goed genoeg zou zijn. Het leek ons zeker belangrijk om goede fietsen te hebben voor het slechte wegdek van de Death road, maar de prijs-kwaliteit verhouding die natuurlijk door elke duurdere operator werd aangestipt, was op het oog moeilijk waarneembaar, en daardoor slechts oppervlakkig controleerbaar.
De volgende dag was de Death road top! De omgeving was schitterend en bovenal imponerend: de gids en ik moesten vaak op de anderen wachten waardoor ik genoeg tijd had om van ’t uitzicht te genieten......Zoals zo vaak bij mij, wilde ik zo snel mogelijk. Ik gebruikte daardoor mijn remmen zo min mogelijk. Net als de gids. Remmen zijn voor mietjes! Vooral het eerste, pas geasfalteerde, gedeelte ging loeihard: op dit deel kon je zeker snelheden behalen van zo’n zestig km per uur. Mijn adrenalinewaarden lagen dus erughhh hoog!
De qua snelheid compromisloze afdaling verliep grotendeels probleemloos… Al had ik drie keer ook wel een beetje geluk achteraf gezien:
- de eerste keer ging een bus in een bocht op het nieuw aangelegde gedeelte van de Death road over zijn helft en had ik slechts een meter over om uit te wijken… ik denk dat ie me niet had gezien.... Ongetwijfeld, had ik het verloren bij een botsing met de bus…
- de tweede keer keek ik naar de afgrond hoe diep die eigenlijk was, . Daardoor was ik wat afgeleid, en miste op een tiental centimeters na een afgrond… Zo ’n 200 meter naar beneden vliegen met mountainbike maar zonder parachute leek me iets teveel gevraagd…
- de derde keer probeerde ik de boomlange Noor van ons groepje in te halen en dat ging niet zo soepel: hij wist niet dat ik wilde passeren en week toevallig uit richting mij. Ik reageerde daarop door te remmen, maar kon niet meer bijsturen…ik ging daardoor wederom nét langs een afgrond (die deze keer minder diep was)...
Overigens is de Death road niet meer zó gevaarlijk als voorheen. Doordat er een nieuw aangelegd gedeelte is gebouwd, is de oude weg veel minder in gebruik door het verkeer en vinden er logischerwijs ook minder ongelukken plaats. Slechts het eerste nieuwe gedeelte is volledig in gebruik en daardoor erg druk.
Desondanks vertelde de gids ons dat vier maanden voordat wij de tocht ondernamen er een Israëliër verongelukt was: hij reed veels te hard op een smal stuk naast een vriend van 'm en ze botsten, waardoor hij, als buitenste van de twee, twee honderd meter naar beneden viel in de afgrond... Hij kon ook niet vliegen. We zagen het kruis dat de plek markeerde...Dus, als de adrenalinewaarden niet in toom gehouden kunnen worden, is de weg nog steeds gevaarlijk!
Zaterdag bleek de vlucht te zijn gecanceled en verzet naar de eerstvolgende vlucht. Blijkbaar had het weer in Rurrenabaque roet in het eten gegooid want in La Paz was het prachtig weer! Planloos vielen we die dag in een soort gat… ’s Avonds zijn we curry gaan eten in een Indisch restaurantje en daarna ben ik alleen gaan stappen in een tent waar salsa zou zijn. Dat was er niet en ook lag de gemiddelde leeftijd érg laag, waardoor ik al vrij snel besloot terug te lopen naar m’n hostel. Een half uurtje kostte het me. Later werd me gezegd dat het gevaarlijk was om terug te lopen rond middernacht, maar ik merkte er vrij weinig van en had niet zoveel geld op zak…
De volgende morgen ging de vlucht wél. Supervroeg. We waren ingepland op de eerstvolgende vlucht en dat hield in te vliegen om zes uur ’s ochtends. Met kleine oogjes zaten we dus op ’t vliegveld en vertrokken we naar Rurrenabague. We waren er in een zucht. Aangekomen daar om half acht in de morgen, bevonden we ons heel wat lager dan La Paz en was er meteen een benauwende warmte te voelen. Verrassend genoeg, konden we meteen een tour boeken voor dezelfde dag naar de pampas: een moerassig gebied vol dieren . Als die trip beviel, dan wilden we daarna de jungle doen…
De tocht begon een uurtje later. Met ons was er nog een Engels koppel. We moesten eerst anderhalf uur op een stofweg rijden, alvorens aan te komen in het rivierengebied vanwaar de tour zou beginnen… Daar moest eerst al het proviand ingeladen worden, voordat we konden vertrekken. We voeren in een smal bootje dat voortbewogen werd door een klein motortje…
Al snel zagen we schildpadjes. In het begin was dat bijzonder, maar aan het eind bepaalt niet meer: op elke uit het water stekende boomstronk zat wel een treintje aan schildpadden te zonnen. Het treintje schildpadden floepte meestal pardoes het water in, bij het horen en aanschouwen van onze boot… Ook zagen we ontzettend veel vogels, apen en reuzenotters…Daarnaast zagen we krokodillen en roze dolfijnen, die er alles behalve roze uitzagen (de buik zou roze zijn, maar dat was lastig te zien). De gids vertelde ons te kunnen zwemmen met de dolfijnen als de dolfijnen in de buurt waren: die zouden dan de piranha’s en krokodillen verjagen. Maarreh…zodra de dolfijnen weg waren, moest je vliegensvlug uit het water…want de piranha’s en krokodillen zouden dan weer terugkeren…De vraag die je jezelf dan stelt is ‘hoe lang kunnen dolfijnen onder water?’ En: ‘Zijn ze gewoon weggezwommen of spelen ze ff verstoppertje?’ Daarnaast was ik er niet zeker van of het kleine waterbeestje, dat er om bekend staat zich vast te nestelen in de urinebuis bij z’n gekozen gastheer, ook voorkwam in de Boliviaanse wateren … Bovenstaande redenen waren voor mij genoeg om te besluiten niet te gaan zwemmen…
Eind van de middag kwamen we aan op ons kampement, waar we zouden slapen in een houten hutje, samen met nog drie andere groepen. ’s Avonds leek het wel een invasie van deet-resistente muggen. Dat kwam vooral naar voren toen we in het pikkedonker het water opgingen om krokodillen te kijken. De krokodillen kon je gemakkelijk herkennen door met een lamp rond te schijnen en twee gele stippen te ontdekken, de muggen door het gezoem.
De volgende ochtend zouden we op anacondajacht gaan. Een gaaf voornemen, dat voor niet iedereen mogelijk bleek: Frederique, wie anders, had een ontsteking vol push aan haar gezicht dat waarschijnlijk snel was gaan ontsteken door het vochtige klimaat in de pampas. Het mondde uit in een huilbui. Door alle problemen en negatieve energie die ze meebracht met haar persoon, kon ik er niet veel mee. Marie besloot bij haar te blijven; niet in de laatste plaats, omdat Marie nog steeds maagproblemen kende. De rest ging wel. Voordat we vertrokken, sprak ik nog nét met twee helden die de vorige dag op jacht waren geweest. Zij vertelden ons dat je tot je middel in het moeras stond op zoek naar anaconda’s die vrolijk in hetzelfde water rondzwommen. Dát leek me niet echt een pretje. Vooral niet omdat ik slechts één broek bij me had voor die drie dagen. Na deze mededeling konden we laarzen gaan passen. Allen bleken vrij klein te zijn: de boomlange Noor en ik hadden moeite de juiste maat te vinden en vonden die niet… Erg raar om op zo ’n plek waar overwegend Westerse toeristen komen, geen grote maten te hebben. De tocht begon met een half uurtje varen naar de plek waar de anaconda’s zouden voorkomen.
Daar aangekomen bleek het mogelijk een paard te huren voor 50 Bolivianos (vijf euro). Dat deed ik: liever het paard tussen de anaconda’s in het water dan ik. Het Engelse koppel dacht daar hetzelfde over en huurde er ook twee. Onderweg bleek mijn paard niet echt te luisteren. Eigenlijk echt niet. Ook het paard van de Engelse dame luisterde niet. Dit was logisch, want bij het vangen van de paarden die in de wei stonden, zagen we hoe onze moeders van hun veulen gescheiden werden: ze hadden dus geen zin, protesteerden en wilden alleen maar rechtsomkeer maken. Gelukkig konden we rekenen op Shaun’s paard en middels een touw leidde Shaun ons verder. De omgeving van deze dag verschilde niet veel van de pampas van de dag tevoren: heel erg plat land met hier en daar een boom, veel riet en veel water. Een beetje saai eigenlijk, maar als je wildlife wilde zien moest je hier zijn.
Het water dat tot ons middel zou staan, bleek niet hoger te reiken dan de enkels. Daarom had ik gemakkelijk kunnen lopen. We bewogen ons ongeveer anderhalf uur het moeras in op zoek naar enig teken van een anaconda. Tevergeefs. Niets. We stopten bij een groep bomen en rustten daar wat. Het enige teken van slangen was een opengereten slang, zo dood als een pier. Maar zelfs dit was geen anaconda. We kwamen wel enkele, al eerder geziene, krokodillen tegen, maar dat was ons doel niet.
Teruglopend/rijdend vonden we ook niets. Toen mijn paard doorhad terug te gaan, werd de draf door haar ingezet. Ze leek ontzettend blij herenigd te worden met haar veulen en kon niet wachten. Toen ze elkaar in beeld kregen werd er wat gehinnikt over en weer. Een ogenblik later stonden ze weer samen gelukkig in de wei, alsof ze nooit gescheiden waren geweest. Ik kon vervolgens ruim een uur wachten op de anderen.
Later vertelde de gids ons dat door de gigantische toename van het toerisme in dit gebied het aantal slangen flink is teruggelopen. Doordat toeristen bij het vinden van een anaconda, de slang mogen vasthouden en met ‘m op de foto mogen, komt het opgespoten deet van de toerist in contact met de huid van de slang. De slang kan dit goedje niet verdragen en krijgt problemen…Met als gevolg minder slangen in het gebied en wellicht zelfs een ondergraving van het ecosysteem. ’s Middags voeren we weer rond in onze sloep. Deze keer hadden we een andere met redelijk comfortabele stoeltjes in plaats van houten banken. Een ware verbetering. Op het water in de boot kenden we weer problemen met de muggen: ze waren flink veel groter als de normale Nederlandse en een enkele keer bij het pletten van de irritantelingen spatten ze uiteen verwordend tot een flinke vlek bloed!
’s Avonds genoten we eerst van een zonsondergang in een soort van bar dicht bij ons kampement. Daarna liepen we terug naar ons kampement. We sliepen die nacht weer op dezelfde plek. Vóór het diner pakten we een douche en kwamen er vervolgens achter dat deze douche water onttrok aan ’t riviertje waarin ik eerder niet wilde zwemmen door de wellicht aanwezige kleine beestjes…Die avond bleek ook Shaun, de kerel van het Engelse koppel, grote problemen te kennen met z’n maag. Desondanks wilde hij de volgende morgen piranha vissen.
De volgende morgen bleek hij echter de hele nacht flinke koorts te hebben gehad en hij zag er dan ook reuzeberoerd uit. De groep wilde hem naar het ziekenhuis brengen. Redenen om eerder als gepland terug te keren naar de bewoonde wereld spraken in zijn voordeel: het vochtige klimaat was een aanslag op het lichaam, zijn lichaam kon al een aantal dagen het vocht en voedsel niet verdragen (waardoor hij verzwakt was) en de afstand tot het ziekenhuis was erg groot, mocht er opeens iets gebeuren. Elk punt afzonderlijk was reden genoeg om terug te gaan. Als het aan Shaun lag, wilde hij gaan vissen en vond hij het maar wat sneu voor de anderen. De Noren waren, oppervlakkig gezien, vol begrip voor de toestand van Sean. Ik vermoedde echter dat het aantal dagen dat de ingevlogen boomlange Noor in Bolivia op vakantie was, ook meespeelde: als het koppel die dag op tijd terug was in Rurrenabaque konden ze wellicht nog een vlucht terug nemen naar La Paz en daarmee een dag winnen. Na wat heen en weer gebel met de touroperator, besloten we daadwerkelijk terug te gaan. Anderhalf uur later kwamen we aan op het punt vanwaar we de jeep achterlieten om de boot te nemen op de heenweg. Er was niemand te bekennen. Het transport voor Shaun naar de dichtstbijzijnde EHBO-post kwam een half uurtje later in de vorm van een motor. De rest bleef achter, wachtende op Shaun en het vervoer terug naar Rurrenabague. Dat wachten duurde ruim een uur. Ik kreeg intussen ook erge last van mijn maag en toen we eenmaal vertrokken (Shaun was inmiddels teruggekomen met een aantal injecties), kwam ik als je laatste aan bij de jeep en moest vervolgens óók nog eens voorin de jeep zitten met een persoon naast me. Ronduit beroerd! Het groepje wíst dat ik me niet goed voelde en toch wilde niemand m’n plek overnemen. Daarom was ik er eerder niet van overtuigd dat ze voor Shaun terug wilden.
Aangekomen terug in Rurrenabaque nam ik afscheid van de Noren en de Duitse. Zij probeerden de vlucht te halen naar La Paz. Ik ging met Shaun en zijn vriendin mee om me fris te douchen. Daarna zou ik proberen een buskaartje te kopen richting Santa Cruz. Omdat Sean zich zo zielig voelde, wilde hij een quad huren en deed dat. Ik ging achterop bij Shaun naar het busstation om m’n ticket naar Trinidad te kopen. Van daaruit kon je een bus naar Santa Cruz pakken. De bus zou toevalligerwijs ’s avonds vertrekken om elf uur, dus ik had geluk. Ik was eerder nog van plan geweest vanuit Rurrenabaque ook de jungle te bezoeken, maar na de pampas, haar vochtige klimaat, de vele muggen en het verhaal dat de jungle niet meer zou zijn als door de modder banjeren in dicht struikgewas zonder veel wildlife te zien, was het genoeg voor me.
-
13 April 2008 - 20:54
Wouter:
Even een reminder voor mezelf: ik ben gebleven bij Dinsdagmorgen :-P
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley